top of page

Articulatiestoornissen

Omschrijving 

Als kind leren we klanken stap voor stap uitspreken en gebruiken in woorden. Daardoor kan een kind niet alle klanken onmiddellijk uitspreken. Je spreekt pas van een articulatiestoornis als een kind afwijkingen vertoont in zijn articulatie in vergelijking met leeftijdgenootjes. Er wordt rekening gehouden met verschillen in uitspraak en de specificiteit van de spraak bij andere talen, bijvoorbeeld: stemloosheid in het Turks, interdentaliteit in het Spaans, … Dit wijst niet op een primaire articulatiefout, maar eerder op een ontwikkelingsfout als gevolg van een verschillend fonemisch en fonologisch systeem in de moedertaal. We bekijken dit steeds in het geheel van de taalontwikkeling van het kind.

Binnen de articulatiestoornissen onderscheidt men:
 

  • Fonetische articulatiestoornissen

    Wanneer een kind een bepaalde klank (foneem), bijvoorbeeld /r/ niet/niet goed kan uitspreken, spreken we van een fonetische articulatiestoornis. De meest voorkomende fonetische articulatieproblemen na ongeveer 5 jaar zijn:

    • het niet goed uitspreken van de /r/, /s/, /z/, /t/, /d/, /g/, /k/, /l/ kinderen zullen deze klanken weglaten (omissie), vervangen door een andere (substitutie) of vervormen (distortive bijvoorbeeld het addentaal of interdentaal uitspreken van /s/);

     

  • Fonologische taalstoornissen

    Wanneer kinderen problemen hebben met de klankstructuur van woorden gaan ze, verschillende klanken en combinaties van klanken die nog te moeilijk zijn om motorisch te vormen, vereenvoudigen. Deze fonologische vereenvoudigingsprocessen zijn een normale stap in de taalontwikkeling. Wanneer kinderen deze processen echter blijven gebruiken op een leeftijd waarop die al lang moesten verdwenen zijn of afwijkende fonologische processen gebruiken, dan spreken we van een fonologische taalstoornis. Fonologische processen die normaliter verdwenen zijn op 3;6 - 4 jaar:

    • gehele of gedeeltelijke aanpassing van een klank aan een naburige klank (assimilatie), bijvoorbeeld /potlood/ wordt /poplood/;

    • gehele of gedeeltelijke herhaling van een syllabe uit een woord (reduplicatie), bijvoorbeeld /cadeau/ wordt /dodo/;

    • vervanging van een klank die lang kan worden aangehouden door een plofklank (stopping), bijvoorbeeld /vis/ wordt /tis/, /gieter/ wordt /tieter/, /soep/ wordt /toep/;

    • vervanging van een achterklank door een voorklank (fronting), bijvoorbeeld /kip/ wordt /tip/, /geit/ wordt /seit/;

    • de onbeklemtoonde lettergreep van een woord weglaten bijvoorbeeld /ofant/ in plaats van /olifant/, /daan/ in plaats van /gedaan/, /patoel/ in plaats van /paddestoel/.

    • Vereenvoudigingen die nog voor kunnen komen op 3;6 - 4 jaar:

    • clusterreductie, bijvoorbeeld /kaart/ wordt /kaat/;

    • finale consonant reductie, bijvoorbeeld /appel/ wordt /appe/;

    • stemhebbend/stemloos (devoicing), bijvoorbeeld /zaag/ wordt /saag/;

    • een klank vervangen door een glijklank (gliding), bijvoorbeeld /rood/ wordt /jood/

     

  • Neurogene articulatiestoornissen

    Het kan ook zijn dat een kind een spraakstoornis heeft als gevolg van een neurologisch letsel. Afhankelijk van het probleem kunnen we onder andere spreken van een verbale apraxie of een dysartrie. Beide neurologische spraakstoornissen kunnen samen voorkomen met kinderafasie.

Behandeling

De behandeling is afhankelijk van de aard van de stoornis. Bij fonetische stoornissen staat de therapeut model. Via een ruim aanbod aan oefeningen komen we tot de juiste productie van de klank. Bij fonologische stoornissen besteden we aandacht aan de betekenisverlening. Het resultaat van de behandeling hangt af van de oorzaak van de articulatiestoornis en van factoren als leeftijd, motivatie en inzet. Ook in de thuissituatie zal moeten worden geoefend.

bottom of page